Bedrukt
bn. bw. (-er, -st), 1. bekommerd, stil, bedroefd, neerslachtig: de bedrukte weduwe; er bedrukt uitzien; een bedrukt gezicht zetten; — met een bedrukt gemoed, vol kommer, neerslachtig; 2. (gew.) bedrukt weer, drukkend; 3. (Zuidn.) bw., bedrukt weinig, bedroefd.