Wat is de betekenis van afjatten?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

afjatten

(1966) (inf.) afhandig maken. • Goed ze hadden me weggetrapt; m'n kostuums had ik nog kunnen meenemen tenminste. 't Scheelde geen haar of ze hadden me ook die afgejat. (Henk van Kerkwijk: Geweer met terugslag. 1966)

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten