Wat is de betekenis van aankomeling?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aankomeling

m. (-en), AANKO'MELINGE, v. (-n), 1. die pas aangekomen is, nieuweling, beginner (in een wetenschap, ambacht); 2. (gew.) jongmens dat lidmaat van de kerkelijke gemeente wordt; 3. (gew.) aankomende jongeling, jongmeisje.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aankomeling

aankomeling - Zelfstandignaamwoord 1. beginner Woordherkomst Naamwoord van handeling van aankomen met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e- Synoniemen beginneling starter

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

aankomeling

iem. wat pas êrens aangekom het, nuweling.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aankomeling

m. en v. -en (beginner, nieuweling, aankomende jongeling of meisje; Z.-N. ook: jong dier); voor het v. ook -e.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aankomeling

('a:n) m. (-en) nieuweling, beginneling.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aankomeling

Aankomeling - m. en v. (-en). AANKOMELINGE, v. (-n), die pas aangekomen is, nieuweling; beginner (in een wetenschap, ambacht); aankomende jongeling, meisje.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)