Lexicon Internationale auteurs

Josien Moerman (1985)

Gepubliceerd op 16-08-2021

Nikolaj vasilevitsj gogol

betekenis & definitie

(1809-1852) Russisch schrijver, was leraar en hoogleraar geschiedenis. Van 1836-'48 verbleef hij in het buitenland om zich nuttig te maken voor zijn vaderland.

Hij was diep gelovig, maar zijn vroomheid nam tegen het eind van zijn leven steeds extremere vormen aan; overmatig vasten leidde tot zijn dood. In 1835 verschenen zijn eerste bekende verhalenbundels, nl. Mirgorod, waarin o.a. Taras Boelba (Taras Boeljba) en Arabesken, waarin o.a. Zapiski soemassjedsjegp (Uit het dagboek van een krankzinnige = Dagboek van een gek; voor toneel bewerkt). Met de verhalen Nos 1836 (De neus) en Sjinelj 1842 (De mantel) vormen de Arabesken de 'Petersburgse vertellingen'. In 1836 ging zijn satirische toneelstuk Ftevizor (De revisor) in première, in 1842 verscheen de roman Pochodjdenia Tchitchikowa Ui mjortura Doeschi (De dode zielen of de lotgevallen van Tchitchikow), evenals Flevizor een bittere kritiek op misstanden in de Russische samenleving. Het tweede deel van deze roman verbrandde hij (1846), uit angst er meer kwaad dan goed mee te doen. Ander werk is o.a. Vetsjera na choetore büz Dikanjki 1831-'32 (Avonden op Dikanjka; 2 dln.) en Zjenitba (Huwelijkscandidaten; toneel).

< >