(geb. 1925) Duits dichter en schrijver. Hij debuteerde, na enkele jaren letteren te hebben gestudeerd, met de dichtbundel Die Furt 1952 en bereikte als lyricus zijn hoogtepunt in Klartext 1966.
Zijn gedichten worden gekenmerkt door melancholie en scepsis. Overige bundels o.a. Wassermarken 1957, Tot oder lebendig 1971, Wie sich Musik durchschlug 1978, Vorkriegszeit 1980, Was mich nicht loslaBt 1981 en Die Rauchfahne 1983. P. schrijft ook verhalen en romans. Die mittleren Jahre 1967 (De jaren halverwege) schetst de ondergang van een leraar-schrijver aan de hand van flash-backs. Overige romans: Dichterleben 1976, Juttas Neffe 1979 en Zeit meines Lebens 1984; verhalenbundels o.a. Vor Augen 1955, Kastanien aus dem Feuer 1963 en Helle Tage anderswo 1973. Voorts: vele hoorspelen, essays.