’t Eerste lid bet. oudtijds leven-. „Si waren tsamen al haar lijf'; en nog in ’t Wilhelmuslied: „Lijf ende goed te samen.” (Later bet. lijf-, ’t levende lichaam.) Het tweede lid tocht is afgeleid van tiegen = trekken, doen gaan. Lijftocht bet. dus: datgene, wat het leven in stand houdt (thans leeftocht); en ook: een lijfrente (rente, jaargeld voor het leven).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk