In de Middeleeuwen werd vóór en na den maaltijd den vorst het water om de handen te wasschen (het handwater) door iemand, die hem in adel evenaarde, aangereikt. Zoo kon: „Hij reikt hem het handwater” dus de beteekenis krijgen van: „Hij evenaart hem”.
Hierdoor werd „handwater geven” gelijkbeduidend met: evenaren, vergeleken kunnen worden. Daar men hierbij ook aan de oude uitdrukking dacht: het niet bij iemand hebben (d.i. niet bij iemand vergeleken kunnen worden), ontstond uit de verbinding van beide uitdrukkingen onze hedendaagsche: Hij heeft bij hem geen handwater, of van zaken: Dat heeft er geen handwater bij, d.w.z.: de eerste persoon of zaak kan niet bij de(n) tweede vergeleken worden, is veel minder.