Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Trāno

betekenis & definitie

(transno) (1);

1. overzwemmen, ad suos, Liv., in insulam, Curt., c. acc. (over), flumen, Caes., Liv., passief, tranantur aquae, Ov.
2. door iets zwemmen, vand. overdr., (poët.) door iets varen, - vliegen, Erebi amnes, Verg., nubila, Verg.; doordringen, genus igneum, quod tranat omnia, Cic.

< >