ae, f.
1. weefsel, ook = web (van een spin), telam texere, Ter., retexere, Cic. ; fig., het verzonnene, verzinsel, ea tela texitur, men zet zo iets op touw, is met zo iets bezig, Cic.
2. meton., schering, percurrere telas, Verg., Ov., licia telae addere, weven, Verg. ; weversboom, weefgetouw, barbarica, Ov.