1. dŭi (2); in ’t alg., (ernstig of ijverig) moeite besteden aan, - zich bezighouden met, - zich toeleggen op, -streven naar, -zoeken te enz., c. dat., pecuniae, Cic., novis rebus, Caes., agriculturae, Caes., litteris, studeren, Cic., labori ac duritiae, zich trachten te gewennen aan enz., Caes., iuri ac legibus cognoscendis, Cic.; (poët.) c. gen., non st. alcs, zich niet om iemd bekommeren, Caecil. bij Cic.; c. acc., unum, hoc unum, Cic., Hor., id, ut of ne etc., Ter., Liv.; c. inf., Cic., Nep., of m. acc. c. inf., Sall.; m. ut etc., Auct. bell. Alex., of ne etc., Phaedr., m. in c. acc., in id solum student, ut sciant, Quint.; absol., eo, quo studuerat (sc. venire), venit, waarheen hij gewild had, Nep.
2. dŭi (2); in ’t bijz., (iemd) begunstigen, helpen, toegenegen zijn, ald, Cic., alcs rebus, Nep.; absol. = zich op de wetenschap toeleggen, zich wetenschappelijk bezighouden, studeren, anni, quibus studuimus, Quint., domi, Quint.
