Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Squālĕo

betekenis & definitie

ēre,

1. in ’t alg., stijf staan, ruw -, stijf zijn, squalentes conchae, ruw, Verg., squalentia terga, met schubben bedekt, Verg.; c. abl., (van iets) stijf staan, vol zijn, wemelen, (met iets) overdekt zijn, tabo, Ov., auro, Verg., serpentibus atris, Ov., neque arma squalere situ (vuil) ac rubigine velim, Quint.
2. in 't bijz., (van vuil) stijf -, vol zijn, barba squalens, smerig, Verg., coma squalens, verward, Ov.; vand. meton. = in morsige kleding treuren, in de rouw zijn, squalent municipia, Cic. | van land: onverzorgd -, onbebouwd -, woest liggen, squalent arva, Verg., squalens litus, woeste duinstreken, Tac.

< >