ōnis, f.
1. in ’t alg., het zitten, sessiones quaedam contra naturam sunt, zekere wijzen van (houdingen bij het) zitten, Cic. | in ’t bijz., zitting (om te disputeren); het stilzitten.
2. meton., een zitplaats, zitje (in de open lucht), inz. een exedra (z. a.).