1. intr., dauwen, dauw laten vallen; impers. rorat, het dauwt, Suet. | (poët.) overdr., druipen, vochtig zijn, Ov., Verg.
2. trans., bedauwen, rorata tellus, Ov. | overdr., druppelen, laten druppelen, druppelsgewijze laten vallen, roratae aquae, gesprenkeld, Ov., absol., minuta atque rorantia pocula, kleine, slechts druppelsgewijze de wijn plengend, Cic.