Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Rōmŭlus

betekenis & definitie

i, m. broer van Remus, stichter en eerste koning van Rome.

Daarv. Rōmŭlĕus, tot R. behorende, Romulisch, van Romulus; poët., Romeins, | Rōmŭlus, Romulisch, ficus, Ov., poët. = Romeins, tellus, Verg. | Rōmŭlĭdēs, ae, m. een Romulide (mannel. nakomeling van Romulus), plur., Rōmŭlĭdae, ārum en um, poët., de Romeinen.

< >