Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Rōdo

betekenis & definitie

rōsi, rōsum (3);

1. eig., knagen -, knabbelen aan enz., vitem, Ov., ungues, op zijn nagels bijten (als men over iets nadenkt), Hor. | fig., verlagen, verkleinen, belasteren, absol., Cic., alqm, Hor.
2. overdr., (langzamerhand) verteren, ferrum robigine roditur, Ov.

< >