strinxi, strictum (3);
1. terug-, naar zich toe trekken, laevam, Quint., derdes, knarsetanden, Pl., rabies restricta, knarsetandende woede, Lucr.
2. terugbinden, achterwaarts vastbinden, manus ad terga, op de rug, Plin., en zo lacertos, Hor., vinculum ad arcum sellae, Tac., c. dat., restrictus silici, Cat.; overdr., animum maestitiā, beklemmen, Tac., omnes ad custodiam pecuniae, als ’t ware daaraan kluisteren, Plin. ep., paralyticos, genezen, Tert.; verder = beperken, stuiten, tegenhouden, b.v. sumptus, Plin. ep.
