Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Respondĕo

betekenis & definitie

spondi, sponsum (2), wederkerig voor iets anders beloven, - verzekeren, vand. gewl.

1. eig., antwoorden, beantwoorden, epistolae, Cic., adversario, Quint., ad alqd, Cic., aliud mihi respondes, Ter.; overdr., saxa respondent voci, geven een echo, Cic., (en zo respondent flebile ripae, Ov.), m. ut etc., praegn. = als antwoord het bevel geven enz., Nep. | in 't bijz., van rechtsgeleerden = advies -, raad geven, de iure, Cic., ius, Cic., criminibus respondere, zich tegen de beschuldigingen verdedigen, Cic.; van orakels, priesters, waarzeggers, = antwoord geven, uitspraak doen, Cic., ex notis corporis, Vell.; antwoorden (present! roepen) bij aflezing van zijn naam, vand. = verschijnen, present zijn, van voor het gerecht gedaagden, ook van soldaten, b.v. ad nomina non respondere, Liv., vand. fig. pedes respondere non vocatos, Cic., respondesne tuo nomine? antwoordt gij voor u? (= durft gij deze lof beschouwen als u toekomende?), Hor.; voor het gerecht enz. = zich verantwoorden.
2. overdr., beantwoorden, overeenstemmen, gelijk of overeenkomstig zijn, zich gedragen overeenkomstig enz., passen, alci, Cic., alci rei, Cic., ad alqd, Liv.; beantwoorden, vergelden, amori amore, Cic., liberalitati, Cic.; (in ligging) overeenkomen, daartegenover liggen, contra respondet tellus, Verg.; prompt betalen, ad tempus, Cic., nominibus, Sen., ad reliqua, de rest betalen, de rekening vereffenen, Quint.; (in krachten) beantwoorden, een tegenwicht vormen, bestand -, opgewassen zijn, urbes tumulis respondebunt, Cic., orationi illorum, Cic.

< >