vierhoekig, vierkant, s u b s t.
1. quădra, ae, f. vierhoek, vierkant, vierkant blad, vand. quadrae, de sneden brood, die de Trojanen als borden gebruikten, Verg.; in ’t alg., een vierkant stukje, et mihi dividuo findetur munere quadra, Hor.
2. quădrum, i. n. vierhoek, kwadraat; overdr., redigere omnes in quadrum numerumque sententias, nauwkeurig afronden en in rhythmische vorm brengen, Cic.