(1);
1. trans., vierhoekig maken, - vormen; overdr., op gepaste wijze sluiten, - beëindigen, orationem, rhythmisch besluiten, Cic., acervum, de hoop vol maken, Hor.
2. intr., vierhoekig zijn, vand. overdr., passen, voegen, absol., Cic., in alqm, Cic., ad alqd, Cic.; (van cijfers) overeenstemmen, uitkomen, juist zijn.