Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Portĭcŭs

betekenis & definitie

ūs, f.

1. zuilengang, galerij, hal; meton., de naar de Stoa (= porticus) te Athene genoemde Stoicijnse philosophie of - sekte, Stoicorum, Cic., Chrysippi porticus et grex, Hor.
2. overdr., voorplein (van een tent), saucii opplent porticus, Enn. bij Cic., plur.. porticus, galerijen, loopgangen (door aaneenvoeging van een aantal vineae gevormd), Caes.

< >