Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Plōro

betekenis & definitie

1. intr., luid wenen, huilen, jammeren, luid weeklagen.

2. trans, (poët. en na Aug.), (over iets) luid wenen, huilen, (iets) bewenen, bejammeren, alqm of alqd, Hor., poët. m. acc. c. inf., Hor., of c. inf., me tamen obicere incolis plorares Aquilonibus, niet zonder tranen zoudt gij mij kunnen prijsgeven, Hor.

< >