ŏpis, f. (sing. slechts gen., acc. en abl.),
1. vermogen, rijkdom, hulpbronnen; pracht. | macht = troepen, leger. | macht = machtigheid, invloed.
2. (physieke) macht, kracht, krachten, sterkte.
3. bijstand, hulp.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: