i, n. oorspr. Latijnse, later Sabijnse stad, ten N.O. van Rome, wier omstreken om haar voortreffelijket wijn beroemd waren.
Daarv. Nōmentanus, Nomentaans. | subst., Nōmentāni, ōrum, m. de inw. van N., Nomentanen; Nōmentānum, i, n. landgoed in het Nomentaanse gebied, het Nomentanum.