1. intr., onder gunstige voortekenen offeren, gunstige voortekenen voor een onderneming verkrijgen, absol., Liv., alci deo, Cic., Lentulo, een zoenoffer brengen, Cic., met abl. van het offer, proximā hostiā litatur saepe pulcherrime, Cic., vand. non auspicato nec litato, zonder auspiciën en offers, Liv.; overdr., offeren, een offer brengen, d. i. bevredigen, o. dat., Sen., Plin. pan. | (van offers) een goed voorteken geven, een gelukkige afloop beloven.
2. trans., gelukkig offeren, sacris litatis, Verg., soera fordā bove, Ov. | overdr., verzoenen, wreken.