Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Intestīnus

betekenis & definitie

1. inwendig, innerlijk, subst. intestinum, i, n. darm, plur. intestina, darmen, ingewanden, Cic.

2. in ’t bijz., (in de staat of de familie) inwendig, binnenlands, inheems, bellum, Cic., malum, Liv., caedes, verwantenmoord, Liv. | (in het binnenste van de ziel) inwendig, innerlijk = subjectief.

< >