dulsi, dultum (2);
1. intr., jegens iemd inschikkelijk -, toegevend -, voorkomend -, meegaand zijn, iemd ter wille zijn, iets door de vingers zien, c. d a t., Cic. | overdr., zich (aan iets) overgeven, de vrije loop laten, iets botvieren, c. d a t., Cic.; ordinibus, verwijden, Verg.; oppassen, verzorgen, (voor iets) zorgen, c. d a t., Cic.
2. trans., toestaan, vergunnen, inwilligen, ten offer brengen, alci alqd, Liv., se alci, zich prijsgeven, Iuv.