(hĭemps), hĭĕmis, f.
1. regenachtig -, stormachtig weer, storm.
2. in ’t bijz., de regentijd, winter, zowel in ruimere zin = de tijd van herfst en winter (tegenover aestas), als in engere zin = de eigenlijke winter (tegenover ver, aestas autumnus). | vand. poët. meton., koude, fig., verkoeling; jaar.