1. eig., ineenrollen, oprollen, -winden, lanam in orbes, Ov.: poët., annus glomerans (sc. se), de kringloop van het jaar, Cic. poët.
2. overdr., (van een ruiter) superbos gressus, het paard de voorpoten trots laten krommen, Verg. | dicht opeendringen, opeenhopen, -stapelen; pass. mediaal, zich dicht opeendringen enz.