Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Galli

betekenis & definitie

I. ōrum, m. een wijdverspreide Keltische volksstam, die oorspronkelijk tussen Rijn en Garonne gevestigd was; sing., Gallus, i, m. een Galliër, en Galla, ae, f. Gallische vrouw.

Daarv. afgeleid: Gallia, ae, f., het land der Galliërs, Gallië, door de Romeinen verdeeld in Gallia Cisalpina of Citerior of Togata (Boven-Italië) en Gallia Transalpina of Ulterior of Comata (Frankrijk). Het laatste werd weer verdeeld in G. Narbonensis of bracata of Provincia (het hedendaagse Languedoc en Provence), Aquitania (in het Zuiden tussen Loire en Pyreneeën), G. Lugdunensis (een deel van Caesars Celtica, tussen Loire, Seine, Marne en Saône) en G. Belgica (oorspronkelijk het Noordelijk gedeelte tussen Marne en Rijn, waaraan Augustus meer Zuidelijke streken, zelfs Helvetië, toevoegde); plur. Galliae, het Transalpijnse Gallië. | Gallĭcānus, uit Gallia Provincia, Gallicaans. | Gallĭcus, Gallisch, ăger, een deel van Umbrië; subst., Gallĭca, ae, f. (sc. solea), een (oorspr. in Gallië gebruikelijke) sandaal, door mannen gedragen.

II. zie 1. Gallus, 2.