1. eig., vuil -, smerig maken, misvormen, ontsieren, bezoedelen, bevlekken, praegn. = met bloed bevlekken, ten bloede toe slaan, verwonden: verduisteren, versomberen.
2. overdr., misvormen, schenden, bezoedelen, onteren, alqm nefario scelere, Cic., agros, verwoesten, Liv., alqm perenni miseriā, eeuwig kwellen en plagen, Cic. poët.