Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Făcultăs

betekenis & definitie

ātis, f.

1. subjectief = (lichamelijk) vermogen, kracht. | (geestelijke) kracht, geschiktheid, bekwaamheid, aanleg; in ’t bijz., redenaarstalent, welsprekendheid.
2. objectief = mogelijkheid, gelegenheid, facultatem habere, mogelijk zijn, Cic., (om iets te ontvangen, te hebben) nummorum, Cic.; de middelen voor enz. = de kosten, belli, Cic. | meton., de voorhanden middelen aan enz., - voorraad van enz., habere facultatem navium, Caes.; plur., middelen = vermogen.