volvi, vŏlūtum
1. ergens uit-, naar buiten -, te voorschijn wentelen, - rollen; omhoogwentelen, -rollen, in het pass., (van rook) opdwarrelen; van een hulsel ontdoen, vand. fig., evolutus illis integumentis dissimulationis, ontmaskerd, Cic.; (van water) laten stromen, fluctus per campos, Curt., vand. se evolvere, uitstromen, zich uitstorten, Verg., Curt. | overdr., ergens uitredden, -helpen; (iemd uit iets) verdringen; bezorgen, argentum alci, Pl.
2. uiteenrollen, ontwarren, vestes, Ov., volumen epistolarum, Cic., en fig., secum oras belli, poët. = het toneel van de oorlog ontrollen, Verg.: praegn., afspinnen, fusos meos, Ov., zie 2. fusus; ook opslaan = lezen, bestuderen, poëtas, Cic. | overdr., ontwikkelen = helder maken, ophelderen, ook = helder voorstellen, - uiteenzetten; vinden, ontdekken, exitum criminis, Cic.: punt voor punt nauwkeurig overdenken, haec (d. i. zijn lot), Verg.
3. neer-, van zich afwentelen, iactas silvas, Ov.