Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dūrē

betekenis & definitie

en dūrĭtĕr, comp. dūrĭus, sup. dūrissĭmē, adv.

1. eig., hard, grof, plomp, onbevallig, stijf.
2. overdr., (in manieren en gedrag) plomp, grof, boers; (van de wijze, waarop men iets behandelt) plomp. | (van levenswijze) hard, streng. | hard, ruw, streng (jegens anderen), durius vitae suae consulere, de hand aan zich zelf slaan, Caes.