Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dīrŭo

betekenis & definitie

ŭi, ŭtum (3), vaneenrukken, afbreken, vernielen, verwoesten, (troepen) verstrooien. | overdr., aere dirui, van soldaten, wier soldij men voor een deel inhoudt, Varr., Plin., en vand. spottend overdr., in quibus (castris) . . . aere dirutus est, uitgekleed (aan de speeltafel), Cic., homo dirutus, bankroet, Cic.

< >