Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cŭnĕus

betekenis & definitie

i, m.

1. eig., wig, om vast te wiggen of te splijten; vand. iamque labant cunei, de wiggen, pinnen (waarmee de balken van het schip samengevoegd werden), Ov. | (als hoekige figuur) wig.
2. overdr., wigvormig opgestelde menigte, in ’t bijz., wigvormige slagorde, wig, ook de Macedonische phalanx, cuneum facere, Caes., of (poët.) dare Verg. | de wigvormige afdeling der zitbanken in de schouwburg, loge; en plur. meton., de loges = de toeschouwers.

< >