coxi, coctum (3);
1. eig., in engere zin = koken, bakken enz. | in ruimere zin (van de werking van vuur of hitte) = drogen, uitdrogen, doen verdorren, smelten enz., robur, in het vuur harden, Verg., agger coctus, van bakstenen, Prop.; rijp maken, doen rijpen (van de zon), poma cocta et matura, Cic., (van de Sirocco), vos Austri coquite horum obsonia, maakt gaar, rot, Hor.; in gisting brengen, oplossen.
2. overdr., (met de geest) verwerken, overleggen, op iets zinnen; verteren, kwellen (van zorg, toorn enz.).