ĭi, n.
1. abstr., tentgenoot-, kameraadschap, legionum, met de legioenen, Tac., militum, met de soldaten, Tac. : van de omgang der jonge voorname Romeinen met de stadhouder; ironisch, contubernium muliebris militiae (met een minnares), Cic. | gemeenschap van woning, omgang van huis- en tafelvrienden, en in ’t alg. samenleving, omgang, overdr., ook van dieren met dieren; concubinaat.
2. concr., (gemeenschappelijke) tent; (gemeenschappelijke) woning.