spexi, spectum (3);
1. intr., om zich heen zien, rondkijken. | overdr., (met het oog van de geest) overal rondzien, vide, quaere, circumspice, Cic.
2. trans., in het rond of rondom zien op enz., - aanzien, - beschouwen, - in ogenschouw nemen, - overzien; overdr., van alle zijden beschouwen = nauwkeurig acht slaan op, - overwegen, se = een blik op zich zelf werpen, bedenken wie men is, Cic., doch ook = zich in acht nemen, voor zich zorgen, Auct. bell. Afr. | naar iets rondzien; overdr., naar iets omzien = iets trachten te vinden.