tŭli, lātum, ferre
1. (in een kring) ronddragen, sol ut circumferatur (mediaal), haar kringloop volbrengt, Cic.; praegn., ter reiniging iets om iemd heen dragen, iemd met iets reinigen of verzoenen, alqm ter purā undā, Verg.
2. (overal) in het rond dragen of brengen, arma, zich in de strijd nu hier-, dan daarheen wenden (zie ook beneden), Curt., clamor circumlatus, in het rond klinkend, Liv., laevā clipeum ad ictus, er mee om zich heen schermen, Curt.; overdr., in het rond verbreiden, bellum, arma, Liv., ook = mondeling ronddragen, onder de mensen brengen, verbreiden. | (een lid van het lichaam, vooral de ogen) laten rondgaan, rondzwaaien. | (ter inzage, tot gebruik van anderen) ronddragen, -geven, laten rondgaan, in het pass. = rondgaan, codicem, Cic., poculum, Liv.; praegn., circumferri, onder het publiek rondgaan, algemeen in gebruik zijn (van geschriften), Quint. | aan (bij, met) zich ronddragen, bij zich hebben, spolia devictarum gentium profundo ventre, van iemd, die de buit verbrast heeft, Curt.