Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cĭĕo

betekenis & definitie

cīvi, cĭtum (2), (bijvorm cĭo, īre, zelden, b.v. cimus, Lucr.)

1. in beweging brengen of houden, bewegen, opwekken, verwekken, herctum ciere, de nalatenschap delen, Cic., pugnam of proelium ciere, de strijd aan de gang houden, niet laten rusten, steeds opnieuw doen ontvlammen; in onrustige beweging -, in oproer brengen, doen opbruisen enz., b.v. mare (van de wind), Liv. | roepen, laten komen; (ten strijde) roepen, oproepen, ontbieden; (een godheid) aanroepen, te hulp roepen.
2. te voorschijn brengen, verwekken, opwekken, doen of laten opkomen, veroorzaken, teweegbrengen, beginnen; (van geneesmiddelen) opwekken, bevorderen. | (tonen enz.) doen klinken, uitstoten, voortbrengen, aanheffen; (woorden, namen) laten horen, uitroepen, noemen, vand. ciere patrem, een vader opgeven, - aanwijzen (om zijn vrije afkomst te bewijzen), Liv., en zo consulem patrem, een consul als vader, Liv.

< >