Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cesso

betekenis & definitie

(1)

1. eig., talmen, dralen, nalatig zijn, aflaten, ophouden, b.v. in suo studio, Cic., nullo officio, Liv., poët. ook met in c. a c c., in vota precesque, Verg.
2. overdr., werkeloos zijn, leeglopen, rustdag houden; (van zaken) rusten, onverzorgd liggen, vooral (van akkers) braak liggen. | niet voorhanden of aanwezig zijn, ontbreken, in ’t bijz. = niet voor het gerecht verschijnen. | misdoen, dwalen.

< >