ae, f. cel,
1. (in het Romeinse huis) kamer; overdr., cel (van bijen). | (m. en z. penaria) provisiekamer ; vand. in cellam (dare, imperare, emere) als huishoudelijke benodigdheden, voor de keuken, Cic. | olearia, oliekamer (waar de olie gezuiverd en bewaard werd), Cic., vinaria, gistkamer voor de wijn, Cic.
2. (in de tempel) het deel, waar het beeld der godheid in een nis (aedicula) stond, kapel, schip.