Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ăvārus

betekenis & definitie

begerig, hebzuchtig, gierig, homo, Cic., c. gen., pecuniae suae parcus, publicae avarus, Tac.; poët. van zaken, litus, waar gierige mensen wonen, Verg. | poët. overdr., begerig, dorstend naar iets, onverzadelijk (in zijn begeerten), venter, hongerig, Hor., c. gen., nullius praeter laudem avarus, Hor.

< >