Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Abĭcĭo

betekenis & definitie

iēci, iectum (3), af-, weg-, van zich werpen, van boven neerwerpen, of -slingeren. | overdr., achteloos op het papier werpen, ook (van de voordracht) afraffelen, Cic.; agros, Phaedr., psaltriam, Ter., verkwanselen, zicht ontdoen van; aedificationem, consilium, vitia, alqm, laten varen, opgeven, Cic.; auctoritatem senatus, krachteloos maken, verzwakken, Cic.; intercessorem, Cic., Brutum, Nep., neervellen, vernietigen; alqm, alle moed ontnemen, Cic., se, alle moed verliezen, Cic.; alqd dicendo, verkleinen, Cic.; abicere se et prosternere, zich wegwerpen en verootmoedigen, Cic.

< >