ĭi, ĭtum (4), heen-, weggaan; (van legers) af-, wegtrekken; heengaan, na door de rechter van iets vrijgesproken te zijn, vand. b.v. in het dagelijks leven, non es avarus, abi, gij zijt niet hebzuchtig, goed, Hor.; ergens afkomen, ergens aan ontkomen, impune, Phaedr.; ook absol. = er ongestraft afkomen, Cic. | overdr., in somnum, in slaap zinken, Lucr.; magistratu, aftreden, Cic.; e vita, verscheiden, sterven, Cic.; abiit annus, verstreek, Cic.; abiit pestilentia, ging over, Cic.; abit res ab alqo, ontgaat iemd (bij een verkoping), Cic.; non longe abieris, ge hoeft niet ver te gaan (om voorbeelden te vinden), Cic.; ab alqa re, van een onderwerp afstappen, afdwalen, Cic.; a iure, van het recht afwijken, het overtreden, Cic.; non sic abibit, zo (ongestraft) zal het niet aflopen, Cic.; fides abiit, is verdwenen, Liv.; longius nefas abiit, breidde zich verder uit, Ov.; pretium retro abiit, is gedaald, Plin. ep.; in avi mores, allengs geheel aannemen, Liv.; in sumptus, opgaan in, geheel besteed worden aan, Cic.; in ora hominum pro ludibrio, in aller mond tot spot worden, Liv.; overgaan, veranderen in, in silvas, Ov.; overgaan, komen op of tot, a consilio ad vires, Nep.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk