(1562-1635), Sp. toneeldichter, afgod van het publiek zijner dagen („Wonder der natuur” genoemd), leidde avontuurlijk leven (o.a. vrijwilliger bij de Onoverwinn. Vloot), 1614 priester, zeer goed humanist, geschoold en in Aristotelische regels goed thuis, niettemin in zijn stukken brekend met de 3 eenheden; schiep defin. vorm voor de Sp. comedia (3 akten, hoogtepunt in 3e) als een voortzetting der episch-lyrische traditie van het Romancero, verenigde het tragische met het comische; voerde nieuwe blijspeltypen in.
L. de V. is een der vruchtbaarste schrijvers der wereldlit.: volg. sommige schattingen 1800 stukken, waarvan bewaard ca 470, verder ca 50 geestelijke spelen. Vele zijner thema’s zijn aan de nationale Sp. geschied, ontleend, voorts buitenlandse historie en sage. Ook als relig. en wereldlijk lyricus een meester. Werken o.a.: El ultimo godo, Peribanez y el Comendador de Ocana, Fuente Ovejuna, El mejor alcalde del Rey, El rey Wamba, enz.