Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Houtsnede

betekenis & definitie

Hoogdruktechniek waarbij men in het houtblok die gedeelten wegsnijdt die bij de afdruk wit moeten zijn. Wat niet wordt weggesneden, en dus ’hoog’ blijft staan (vandaar de naam ’hoogdruktechniek’) wordt met inkt bestreken en vormt bij de afdruk op het papier de tekening.

De houtsnedetechniek was in de 14de eeuw reeds in Europa bekend (bij Kopten en Chinezen moet ze reeds in de eerste eeuwen n. Chr. in gebruik zijn geweest). In de late middeleeuwen werd de houtsnede veelal gebruikt ter illustratie van religieuze boeken, en had dan ook meestal een bijbels tafereel tot onderwerp. De lijnen waren eenvoudig maar door hun directheid en soberheid soms monumentaal. Vaak werden de vlakken later met de hand gekleurd. De houtsnede is de voorloper van de boekdrukkunst; bij de blok-boeken werd nl. op het houtblok niet alleen een afbeelding gesneden maar ook de tekst. In de zestiende eeuw werd de houtsnedetechniek met grote virtuositeit beoefend door kunstenaars als Albrecht Dürer, Hans Holbein, Lucas Cranach, Hans Burgkmair en Lucas van Leyden. In de 19de eeuw beleefde de houtsnede mede onder invloed van de Japanse kunst, een nieuwe bloeiperiode.