m. wekkers, wekkertje (1 iem., die wekt, porder; 2 toestel aan een uurwerk, dat opgewonden op een bepaald ogenblik een klingelend geluid laat horen; wekkerklok):
1 de wekker had zich verslapen;
2 een wekker opwinden, een wekker laten aflopen; een wekker kopen.