bn., bw.:
1. gehecht aan vormen, soms ong.: uw vriend is nogal vormelijk; vormelijk christendom, hechtend aan de uiterlijke vorm, doch zonder geest en leven;
2. overeenkomstig de goede vorm of de etiquette; ook: stijf-deftig: een vormelijke ontvangst; vormelijk antwoorden, iem. vormelijk ontvangen.