verhoogde, h. verhoogd (1 hoger maken; 2 opslaan; 3 vermeerderen; 4 bevorderen, aanzienlijker maken, tot eer en aanzien brengen):
1 een dijk verhogen, een bouwterrein verhogen;
2 de prijs der waren verhogen;
3 een bod verhogen; het salaris verhogen; dat zal het genot verhogen;
4 iem. in rang verhogen; die leerling is een klas verhoogd; refl. die zich (zelf) verhoogt, zal vernederd worden, hoogmoed komt voor de val, Matth. 23 : 12.